Natuurkundige Stephen Hawking stelde in 2012 dat het heelal zou kunnen lijken op een pentekening, cirkellimiet IV, van Escher.
Volgens Mark Ouwerkerk benadert stephen hawking alles strikt natuurkundig en ik zie in het onderstaande een bolvormig universum, waarin drijft of zweeft of bestaat die bol dan ? Het universum is oneindig, heel misschien zit in het oneindige (aan de rand van de bol) het eindige, zoals Marcellus Sentius zo mooi zei, maar het blijft voor mij de rand van een bol, met of oneindig veel sterren of oneindig dark matter, dark energy, ik ga nu uit van een oneindig door (dood) lopend universum, wat is oneindigheid toch krankzinnig, een oneindig universum, het houdt nooit op, want het kan niet anders, wat een vreemde bijna griezelige gedachte .. in het eindige zit het oneindige , ja, dat is waar, je bent oneindig dood en voor je geboorte ook oneindig dood .. en als je ziet hoe mensen als mammonkanker slaven van bange verstarde kuttenregeltjes "leven", dan zijn ze al dood, while "alive"
Cirkellimiet IV (Hemel en hel)
In juli 1960 voltooide Escher de laatste van zijn vier ‘cirkellimieten’. Hij had er al een tijd mee gestoeid, maar hij werd pas op het juiste pad gebracht door een publicatie van de Canadese professor H.S.M. Coxeter. Hij had deze hoogleraar aan de Universiteit van Toronto in 1954 ontmoet, tijdens het Internationaal Mathematisch Congres. In het artikel beschreef Coxeter hoe een vlakvullingmotief van het centrum naar de rand van een cirkel steeds verder verkleind wordt en de motiefjes oneindig dicht bij elkaar komen te staan.* In 1957 gaf Coxeter een lezing voor de Royal Society of Canada en hij vroeg Escher per brief of hij een paar werken van de graficus in de lezing mocht gebruiken. Na afloop stuurde Coxeter Escher een afdruk van zijn lezing (die onder de naam Crystal Symmetry and Its Generalizations was gepubliceerd **), waarin hij ook het figuur had opgenomen waarover Escher zo enthousiast zou worden. Coxeter baseerde dit figuur op zijn beurt op het werk van de Franse wiskundige Jules Henri Poincaré, die in zijn Poincaré disk deze vorm van hyperbolische meetkunde had gevisualiseerd.
Escher haalde zijn inspiratie vooral uit de illustraties, met de begeleidende tekst kon hij weinig.
Een correspondentie tussen de graficus en de mathematicus volgde, waarbij Escher om advies vroeg over hoe verder te gaan met zijn pogingen grip te krijgen op deze bolvormige vlakvullingen. Coxeter leerde op zijn beurt van Escher, omdat die met oplossingen kwam voor deze vorm waaraan de hoogleraar nog niet had gedacht. De wiskundige kant bleef voor Escher echter uitermate moeilijk. Toen hij Coxeter in 1960 een afdruk stuurde van Cirkellimiet III kreeg hij een enthousiaste brief terug. Maar opnieuw begreep hij niets van wat Coxeter hem in schrift uit wilde leggen.
Als basis voor Cirkellimiet IV gebruikte Escher een tekening uit een van zijn schetsboeken: Regelmatige vlakverdeling nummer 45, gemaakt tijdens Kerstmis 1941. De subtitel van Cirkellimiet IV is Hemel en hel. In de prent zijn namelijk witte ‘engelen’ te zien en zwarte ‘duivels’ (in de vorm van vleermuizen). De drie engelen en drie duivels in het midden vullen elkaar perfect aan. Het goed en het kwaad hebben elkaar nodig om zichtbaar te zijn, tot in het oneindige.
Het fascinerende en briljante van Escher blijft toch wel dat het hem is gelukt hyperbolische vlakvullingen te maken die zijn gebaseerd op complexe wiskundige theorieën waar veel wiskundigen hun hoofd over gebroken hebben, terwijl hij zelf niets begreep van deze theorieën.
https://www.escherinhetpaleis.nl/escher-vandaag/jan-walch-en-scholastica/
https://www.escherinhetpaleis.nl/escher-vandaag/cirkellimiet-iv-hemel-hel/
Geen opmerkingen:
Een reactie posten